Beleggen

Nederlanders, beleg meer in Nederland

Keukenhof, door zmihai via Flickr

Na de Zwitserland, de Verenigde Staten en Denemarken is Nederland het land met het hoogste belegde vermogen per inwoner. Dat is te danken aan de omvang van de Nederlandse pensioensector en de opmerkelijke ijver van de Nederlanders om zich voor alles en nog wat te verzekeren.

Dat betekent dat er veel voor Nederlanders wordt belegd. Als ze het zelf doen, is er nog altijd een opmerkelijke voorkeur voor sparen - al heeft de negatieve rente-actie van de ECB om sparen te ontmoedigen, wel enig succes gehad.

Opvallend is dat het overgrote deel van het belegde Nederlandse vermogen is uitbesteed naar buitenlandse vermogensbeheerders. Er is ook geen land in de wereld met zo’n kleine home bias. Dat is wel eens anders geweest. In de vorige eeuw was de Nederlandse beurs favoriet bij beleggers. Geholpen door de vele multinationals bestond ongeveer de helft van beurs uit Amerikaanse activiteiten. Het enige wat in Amsterdam nog ontbrak waren farmaceuten, maar daar vormden Zwitserse beleggingen een mooie aanvulling op. De enkele blue chip die nog ontbrak, kon men vinden in de Verenigde Staten. Toen was de wereld nog simpel.

Jammer, in meerdere opzichten

Nu wordt er nauwelijks meer belegd in Nederland, niet op de beurs en ook niet bij Nederlandse vermogensbeheerders, en in meerdere opzichten is dat jammer. Het zorgt er op termijn namelijk voor dat er onvoldoende draagvlak is voor behoud en ontwikkeling van financiële kennis.

Op het moment dat een groot deel van het Nederlandse vermogen bij Nederlandse partijen zou worden ondergebracht, zorgt dit voor veel hoogwaardige banen. Ook voor wetenschappelijk onderzoek op financieel gebied is dan veel meer ruimte. Op dit moment is er wel een innige samenwerking tussen Robeco en de Erasmus universiteit, maar doordat veel vermogen niet bij Nederlandse vermogensbeheerders wordt belegd, verschraalt in de rest van Nederland het landschap. Dat raakt uiteindelijk ook de beleggingsbeslissingen bij de grote pensioenfondsen en verzekeraars. Die zullen in de toekomst in toenemende mate moeten vertrouwen op voor veel geld ingehuurde buitenlanders, omdat die in Nederland vanwege het bonusplafond niet willen werken. 

Na de Brexit had Nederland de kans om veel van de functies van Londen als financieel centrum over te nemen. De multiplier van de financiële sector op de Britse economie is enorm. In Londen wonen circa 9 miljoen mensen, waarvan er 700.000 werken in de financiële sector. Die 700.000 mensen houden wel 7 miljoen mensen in Engeland aan het werk.  

Als Amsterdam (iets meer dan 800.000 inwoners) er in was geslaagd om de functie van Londen als financieel centrum over te nemen, dan stonden daar voor de overheid tientallen miljarden aan belastinginkomsten tegenover. Nederlandse politici weten vast goede bestemmingen te bedenken voor deze inkomsten. Maar politici besloten om de totale koek kleiner te maken, door niet in te pas te lopen met het Europese beloningsbeleid en door bedrijven als Unilever, Royal Dutch Shell en meer recent DSM het leven zuur te maken. Uiteraard op basis van principes, maar principes gaan nu eenmaal altijd over geld.

Onderschatte rol financiële sector

Nederlandse politici willen de geit en de kool sparen. We willen wel graag een financieel centrum zijn, maar accepteren niet dat daar op het gebied van regelgeving consequenties aan moeten worden verbonden. De Randstad is de kern van een veel grotere metropool, maar tegelijkertijd koesteren we het Groene hart waardoor er een tekort aan huizen is en iedereen aanschuift in files omdat ze te ver van hun werk wonen. We zijn er trots op om na de Verenigde Staten de grootste exporteur te zijn van agrarische producten, maar doen er alles aan om de boeren het leven zuur te maken. We willen wel meer welvaart – al is het om de energietransitie mogelijk te maken – maar accepteren niet dat daarvoor bedrijven meer ruimte moeten krijgen en dat er meer geld noodzakelijk is voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Het zijn allemaal zaken die geld kosten en dat moet wel eerst worden verdiend. Vaak wordt onderschat hoe groot de rol van de financiële sector in zo’n geheel is. 

Gelukkig is het nooit te laat om het leven te beteren. Grote Nederlandse beleggers lijken er nu alles aan te doen om het geld buiten Nederland te beleggen. Als alle positieve externe effecten worden meegenomen, dan zou het voor de achterliggende participanten beter zijn als er een groter deel in Nederland zou worden geïnvesteerd. Als we Nederland naar een hoger en duurzamer welvaartsniveau willen brengen, dan moeten we streven naar goederen en diensten met een nog hogere toegevoegde waarde.

Die zit waarschijnlijk niet in agrarische producten, maar wel in agrarische kennis. Nederland is koploper in semiconductor-machines uit de Brainport-regio waar ook gewerkt wordt aan de nieuwe fotontechnologie. Op het gebied van waterbeheer zijn we groot in bagger, maar uiteindelijk is ook daar kennis de kern van ons onderscheidend vermogen.

Kenmerkend van al deze speerpunten voor de Nederlandse economie is dat er sprake is van een solide basis. Dat geldt ook voor de financiële wereld. De basis van het omvangrijke belegde vermogen is voldoende om ook hier tot de top van de wereld te behoren. Een kenniseconomie kan niet zonder financiële sector waarmee besparingen en investeringen op de juiste plek terechtkomen. Zonder sterke financiële sector is het ook moeilijk om nieuwe kennis uit te laten groeien tot sterke exportproducten en om die bedrijven te beschermen tegen krediet-, liquiditeits- en renterisico’s. Daarom de oproep aan de partijen in de Nederlandse financiële sector om daar waar mogelijk meer met elkaar samen te werken. Wat van ver komt is lekker, maar dichtbij beleggen is beter.

Han Dieperink is chief investment strategist bij Auréus Vermogensbeheer. Hij was eerder in zijn loopbaan chief investment officer van Rabobank en Schretlen & Co. Hij is één van de kennisexperts van Investment Officer.