Het lijkt wel een bombardement. Plots regent het in mijn mailbox berichten met de boodschap dat we op stagflatie afkoersen. Het onheil spat ervan af. Zelfs één van mijn beste economen-vrienden doet eraan mee.
Slecht nieuws verkoopt goed en veel slechter economisch nieuws kun je nauwelijks bedenken. Nagenoeg iedereen begrijpt direct wat er wordt bedoeld. Het is een term die weinig aan onduidelijkheid overlaat. De ‘stag’ van stagnatie gecombineerd met de ‘flatie’ van inflatie.
Om de boodschap een maximale hoeveelheid drama mee te geven volstaan de meesten met de simpele, korte boodschap dat ons stagflatie te wachten staat, waarna ze een veelbetekenende stilte laten vallen. Verdere toelichting wordt kennelijk niet nodig gevonden. Niets over wat het precies betekent, hoe lang dat onheil ons gaat teisteren, wat het ‘voor mij betekent’ of wat het doet met bijvoorbeeld aandelenmarkten.
Mijn kinderen hebben nog nooit stagflatie meegemaakt. Ik wel. Dus als ik zou willen, kan ik ze uit eigen ervaring vertellen over de rampspoed die ze te wachten staat. Het voelt alsof ik mijn vader ben die mijn broer, zus en mij over de oorlog vertelt.
Het probleem met stagflatie is dat het niet een strak gedefinieerd begrip is. Natuurlijk, het is een langere periode van economische stagnatie – en dus oplopende werkloosheid – gecombineerd met aanhoudend hoge inflatie. Maar hoe hoog moet de inflatie zijn en hoe lang moet die aanhouden voordat er sprake kan zijn van stagflatie? En hoe hoog moet de werkloosheid oplopen? Dat staat nergens beschreven, dus is er veel ruimte voor ‘dichterlijke vrijheid’. We hebben het in de jaren zeventig en begin jaren tachtig meegemaakt. Maar dat is zo lang geleden dat we in de statistieken moeten duiken om een waarheidsgetrouw beeld te krijgen.
Hou erover op
Bij deze is mijn oproep om op te houden elkaar de stuipen op het lijf te jagen. Okay, de inflatie is hoog en mogelijk zal de economie even stagneren, maar verder gaat de vergelijking met de jaren zeventig mank. In ons land steeg de inflatie toen tot boven 10 procent en een paar jaar na de inflatiepiek bedroeg de werkloosheid ook meer dan 10 procent. In de VS was het nog erger en in het VK helemaal.
Hoewel veel economen, en trouwens ook niet-economen, momenteel over stagflatie praten, zie ik tot nog toe helemaal niets over een maatstaf die in die tijd populair werd maar nog geen brede comeback heeft gemaakt: de ‘misery index’. Dat is een simpele optelsom van het inflatiepercentage en de werkloosheidsgraad.
Eigenlijk is deze misery index een maatstaf voor stagflatie. Een beetje algemeen zwammen over stagflatie is mij te vrijblijvend, meten is weten. De plaatjes van de misery index voor de VS en voor Nederland laten zien wat ik bedoel.
Een beetje stagflatie als beleidsstrategie?
Ik zal het je nog sterker vertellen. Een beetje stagflatie is misschien best een goed idee. Wij, en trouwens ook de Amerikanen, hebben een zeer gespannen arbeidsmarkt. Fed-baas Powell herhaalde in zijn persconferentie vorige week zelfs een paar keer dat er in de VS nooit eerder 1,7 vacatures per werkloze zijn gemeten. Nooit eerder was de arbeidsmarkt daar zo krap als nu. Wat we ook vaak horen is dat er veel te veel schulden zijn in de wereld.
Even los van wat je van dat laatste vindt (ook dat vind ik een onnodig en hopeloos vaag – want onvoldoende gekwantificeerd – paniekverhaal), zou je bijna denken dat een beetje stagflatie het ideale medicijn is tegen deze combinatie van euvels. De stagnatie zal leiden tot enige ontspanning van de arbeidsmarkt terwijl een deel van de hoge schulden wordt ‘weggeïnfleerd’.
Nu zal ik er niet serieus voor pleiten dat onze beleidsmakers de economie met opzet in stagflatie duwen, maar tegen mijn vakbroeders zeg ik: “Hou op met deze onheilspellende, vage paniekverhalen. Ga eens een serieuze analyse doen”.
Han de Jong is voormalig hoofdeconoom van ABN Amro. Hij schrijft wekelijks voor Fondsnieuws over economie en markten. Meer informatie over zijn visie kunt u lezen op Crystal Clear Economics.